Voor het inslapen
confronteer ik al mijn demonen.
De fluistertonen van ontrouw
in een stroom van vernietigende afstand.
Hef bestraffend mijn stem
tegen de waard in mijn onderbuik
en houd hem voor dat ik nooit zou vragen
om tijd of beloften;dat het antwoord dat we zochten
nooit ‘hebben’ is maar ‘zijn’;
dat elke kus een geschenk blijft
gulzig te ontvangen,
en elke aanraking een magische lavendelwolk
vol genoegen
ontastbaar stromend uit haar geest.
In de onrustige nacht
neem ik hapjes uit het donker.
Handen glijden naar waar
jouw heupen zouden zijn
en ik neem me voor
hoe ik je zal verwelkomen.
Stel me voor
hoe ik
jou zal aanraken
met mijn vingers
met mijn hoofd
mijn mond
en met hernieuwde vertrouwdheid
van een vernieuwde dag,
die nog nooit teleurstelde.